Wanneer u een implementatie maakt, kunt u de standaardinstellingen accepteren voor elk product dat u installeert, of de instellingen configureren om een aangepaste implementatie te maken. Configuratie-instellingen zijn van toepassing op elk geïnstalleerd exemplaar van het product. Nadat u de implementatie hebt gemaakt, kunt u deze instellingen niet meer wijzigen, tenzij u de implementatie wijzigt.
Opmerking: om de configuratieopties voor elk product te begrijpen, leest u het productinstallatiesupplement in de Help van het product. Bekijk deze aanvullingen om de juiste instellingen voor elk product in uw implementatie te bepalen.
- Selecteer welke producten u wilt installeren. Naast het primaire product kunnen ook andere voorgestelde producten vooraf worden geselecteerd. Schakel deze suggesties uit om ze uit uw implementatie te verwijderen.
- Als u wordt gevraagd een installatietype te selecteren, kiest u Standaard of Aangepast.
- Standaard. Het product wordt geïnstalleerd met de standaardopties.
- Aangepast. Het product wordt geïnstalleerd met de opties die u kiest en configureert. Enkele voorbeelden van configureerbare opties zijn gebruikersvoorkeuren voor productgedrag, installatie van ondersteuningsbestanden en toegang tot online bronnen.
- (Optioneel) Installeer andere softwareonderdelen van Autodesk of externe leveranciers. Om deze onderdelen te installeren, voegt u hun EXE- of MSI-bestanden toe aan een speciale tabel in het installatieprogramma.